Silvestro Ganassi was een theoreticus die in 1535 in Italië een boek over blokfluitspelen heeft gepubliceerd, la Fontegara. Hierin beschrijft hij onder andere verschillende soorten blokfluiten en ook grepensystemen. Opvallend zijn hierbij de grepen waarmee sommige fluiten een omvang van meer dan twee octaven kunnen spelen (in tegenstelling tot de meeste renaissancefluiten die slechts een bereik hebben van een octaaf en een sext). Dit grepensysteem wordt tegenwoordig veelal de Ganassi-greepwijze genoemd en fluiten die met deze grepen functioneren Ganassi-fluiten, hoewel Ganassi dus nooit fluiten gemaakt heeft.
De Ganassi-fluiten die ik maak zijn gebaseerd op een model dat Fred Morgan eind zeventiger jaren heeft ontwikkeld, uitgaande van een altfluit in het museum van Wenen (Nr. 8522). Ganassi-fluiten zijn in basis cilindrisch geboord en hebben een ruime klank. Met Ganassi-grepen spelen ze zeer goed over ruim twee octaven. Door hun ruime klank en grote bereik zijn Ganassi-fluiten minder geschikt voor consortmuziek maar vooral als soloinstrument zeer goed.
Mijn instrumenten zijn gebaseerd op originelen van Schnitzer (en een of twee soortgelijke instrumenten van andere bouwers) en zij zijn zeer geschikt voor consortspel met de mogelijkheid van een paar extra noten in de hoogte, maar ook voor solospel.
Ik maak sopranen in C (A=440 en/of 415Hz), alten in G (A=466 en/of 440Hz) en tenoren in C (A=440 of 466Hz).
Standaard maak ik dit model in esdoornhout omdat dit historisch gezien een veelgebruikte houtsoort is in deze periode en omdat ik de klank ervan voor dit type instrument zeer passend vind.